Gedenkboek 1990
verder.

1990

Gedenkboek

110 jaar RijksHBS

blad 16

 

In de veertien jaren van de driejarige stedelijke HBS bezochten 753 leerlingen de school. Tijdens het eerste schooljaar bezochten 29 leerlingen de school. Het hoogste aantal werd bereikt in het schooljaar 1870-1871, namelijk 83. In het schooljaar 1879 was het aantal gedaald tot 52. De eerste direkteur was Dr. H.W. Fenger, afkomstig uit Keulen. Hij was in funktie van 31 maart 1866 tot 1 januari 1868 en werd toen benoemd tot direkteur van de vijfjarige Rijks HBS in Tilburg. Zijn opvolger was Dr. Willem Hedick, wederom een Duitser uit Keulen. Hij was direkteur van 4 april 1868 tot 1 september 1873 en hij werd in dat jaar benoemd tot direkteur in Breda.
Van 9 september 1873 tot 11 juli 1879 was H. Eymael direkteur en deze werd op 1 september van dat jaar als leraar benoemd aan de vijfjarige stedelijke HBS te Maastricht (4).
Bij zijn komst in Venlo constateerde Fenger naar zijn zeggen een grote achterstand in de kennis van alle vakken. In de korte tijd, die hij in Venlo doorbracht, heeft hij veel moeite gedaan om het onderwijs aan zijn school op een behoorlijk peil te brengen. Hij kreeg daarbij nauwelijks medewerking van een aantal docenten. Bij de overgang van de Hogere Stadsschool naar de driejarige stedelijke HBS werden de toenmalige direkteur Rijeken, alsmede de leraren Gibbels en Gambon eerst ontslagen en vervolgens voorwaardelijk voor één jaar als leraar aan de HBS aangesteld.
De samenwerking tussen Fenger en het duo Rijcken - Gibbels verliep uiterst stroef en het kwam dan ook in 1869 tot een uitbarsting. Op 5 februari van dat jaar schreef Fenger een vernietigend rapport van negen kantjes over Rijcken aan de gemeenteraad. Hij somde in zijn brief een litanie van klachten op en het oordeel over zijn voorganger als directeur loog er niet om. (5).
De commissie van toezicht riep na ontvangst van deze klachten Rijcken ter verantwoording, hetgeen na enkele weken tot zijn ontslag leidde. Hij vertrok uit Venlo en ging naar Melun in Frankrijk, waar hij een post aanvaardde als leraar aan een lyceum (6). Ook Gibbels nam enige maanden later ontslag, zodat van de drie leraren, die van de Hogere Stadsschool waren overgekomen, alleen Gambon overbleef. Fenger was bijzonder tevreden over diens vlijt, nauwkeurigheid en inzet, maar het ontbrak hem, aldus de direkteur, aan de noodzakelijke bevoegdheid (7).
De gelijktijdige oprichting in 1865 van een Ulo als voorbereiding op het onderwijs aan de HBS en van een voorbereidende klas aan dezelfde HBS leidde in de daarop volgende jaren tot moeilijkheden. Eind 1869 vroegen Gedeputeerde Staten van Limburg, naar aanleiding van een klacht door de inspekteur van het lager onderwijs in Limburg, Dr. Robbé, inlichtingen over de onderwijs-situatie in Venlo De inspekteur was het niet eens niet de onderwijs-politiek van het gemeentebestuur. Hij noemde de HBS een kwijnende instelling en hij stelde, dat de Ulo enkel gezien moest worden als redmiddel voor de instandhouding van de HBS.
Het College van B & W gaf in zijn antwoord op 7-2-1890 toe, dat het moeilijk was om precies een grens te trekken tussen het

overzicht.